maandag 5 januari 2009

Hoe bekostig je het CGO Onderwijs?

In de Vierluik heb ik aangegeven dat een effectief financieel, onderwijskundig samenhangend en efficiënt georganiseerd cgo onderwijs aanbod het succes van de invoering CGO sterk zal beïnvloeden.

In het kader hiervan heb ik toen aangegeven een concept te willen opstellen om dit verder inzichtelijk te maken.

De CGO_ABC_Matrix

In het opstellen van een budget voor een ROC is er in 2004 in Drenthe een zogenaamd DAM model ontwikkeld (Deelnemer Allocatie Model), waarin een verbinding gelegd wordt tussen de Onderwijs parameters & Bekostigings parameters.

Aan de onderwijskant spelen daarin de vier D factoren de hoofdrol;

1. Deelnemers/studenten (aantal en gewogen)
2. Diploma's (waarden)
3. Doelgroep (voa)(gewogen niveau 1 en 2)
4. Derde geldstroom.( contracten, projecten, detacheringen etc)

Dit basismodel genereert aan de ene kant de basisgegevens op grond van begroting en clusterkeuze, maakt gebruik van kengetallen en in tweede instantie kun je dmv vragen en antwoorden je keuzes beïnvloeden.

Hieronder geef ik je de vragenlijst en budgetmodel zonder antwoorden (staan op de wiki) Het geeft je een indicatie van wat belangrijk kan zijn.



Op grond van deze factoren -met uiteraard daaraan gekoppelde geldwaarden- wordt het Onderwijs vooral bekostigd met de Personeelswaarden (fte x gpl) en de materiële uitgaven/ kosten.

De factor Personele last voor een roc is bij de benchmarking gezet op ongeveer 71-73%. ALs je nu de omzet weet van je ROC kun je uitrekenen wat de personele last zou mogen zijn.

In mijn wiki heb ik rekenvoorbeelden uitgewerkt voor een ROC. Daar zal ik ook het DAMmodel en het ABCmodel t.z.t. beschikbaar stellen.

wiki, (vraag eventueel toestemming voor inlog)

Door middel van de behaalde resultaten op grond van instroom (met verrekening van bol en bbl waarden), behaalde diploma - waarden en het aantal niveau 1 en 2 deelnemers kan dus worden berekend hoeveel geld beschikbaar is voor het primaire proces.

In dit DAM model worden rekenregels (de engine) toegepast die eensluidend en gestandaardiseerd zijn voor ons ROC.

Op grond van deze methodiek is snel en eenduidig te berekenen hoeveel inkomsten een cluster per periode gegenereerd. Uiteraard hoe meer diploma's (minder ongediplomeerde uitval) hoe meer inkomsten er dus toegekend kunnen worden.

Uiteraard zijn deze rekenregels "het kunstje van de smid". Wel heb ik door middel van benchmarking in die jaren (2000-2005) de logica van de ROC's in het land als basis en referentiepunt meegenomen.

In 2004 is dit model toegepast voor de unit techniek en heeft volledig gefunctioneerd. In de jaren 2005 - 2008 is dit model DC breed toegepast en doorontwikkeld.

Hoe de unit, clusters, teams het onderling verdeelde en hun inzet realiseerde was meestal aan hun zelf, binnen de gegeven mogelijkheden.

Met de ontwikkelingen van het CGO onderwijs wordt de vraag echter steeds dringender om vooral ook het Onderwijsmodel mee te nemen in de redenering.(voorkant, de cgo gerichte redenering)

Het basis DAM model fungeerde als een bekostigings- generator (achterkant, de boekhoudkundige redenering).

Nu de logistiek van het onderwijs veel meer vraagt om flexibilisering en een "andere" logistiek en organisatorische aanpak -zie Vierluik- ben ik een tweede model aan het opstellen (is nog in concept).

Dit model CGO ABC Matrix genoemd gaat veel meer uit van het ABC model; Het Activity Based Costing model.

De " gevraagde"activiteiten staan centraal. En op grond van de activiteiten en de kostprijs van de verschillende activiteiten soorten bepaal je vanaf de voorkant wat een Cgo-vraag nodig heeft.

Het DC start binnenkort -met externe ondersteuning- een traject "betaalbaarheid van het CGO".

Dit matrix concept is voor mij een referentiekader om te toetsen of dit een ondersteuning kan zijn voor het maken en ondersteunen van keuzes in dit traject.

Ik neem je nog even mee naar de "Vierluik" logica.

Ik heb daar voorspeld dat straks niet meer de basis groepsgrootte (bij ons piketpaaltje genoemd) de basis zal zijn voor de organisatie en doorberekening van de lessen tabellen en planning.

In de nieuwe logistiek wisselen leer activiteiten en andere doe- activiteiten (Bpv, projecten, simulatie) elkaar veel meer af, zowel in kwantiteit als in intensiteit. En derhalve varieert de groepsgrootte, de kosten veel meer en uiteindelijk bepaalt de student met zijn "eigen" keuze en reservering of de "geroosterde" activiteiten vol zullen "lopen". Deze activiteiten zullen dan dan ook een verschillend prijskaartje kennen.

Uiteindelijk bepaalt de totale gevraagde en gereserveerde leer activiteiten (leertraject) wat de grootte van een groep zal worden en derhalve zal zijn en dan achteraf zal blijken of een activiteit echt "uit" kan en of een succes is.

Het dagelijks monitoren van het gebruik wordt dus een belangrijk uit te voeren actie.( het monitoren). Nu kun je dit proces wel simuleren. Dit doet het Matrixmodel!

Ik kan me voorstellen dat je nu het spoor even bijster bent, daarom zal ik je per keer meenemen in de matrix logica. Want zoals zo vaak moet je om uiteindelijk te kunnen (be)rekenen de bekende (ROC) tafels beheerst worden. Hier de eerste basis feiten.

De ROC (reken) Tafels (les 1)

GPl bandbreeedte 60-65000
EWS 72%
Personele last delen door gpl geef je het aantal inzetbare fte. (DC breed)

Voor de volledige rekenmodule uitwerking verwijs ik je naar de wiki.
(zie voor dit onderdeel de wiki, (vraag eventueel toestemming voor inlog)


Zo kun je snel zien of je grootste post "uit" kan. Daarnaast kun direct weten -je als je een geschatte groepsgrootte deelt op bijv een gpl van 63000, wat een deelnemer/student (inclusief diploma) moet "leveren".
Een gemiddelde groep van 25 betekent 63000 delen door 25 = 2520.
Tel daarbij op de leermiddelen post per fte docent en je hebt een basisbedrag.

Rekening houden met deze leermiddelen en vooral de CAO_CGO index (825/851) kom je ongeveer op 3000 euro.

Nu is het zo dat je niet voor alle activiteiten 25 studenten in een groep organiseer.
Denk bijv aan de studieloopbaanbegeleider, die een gesprek van 1 op 1 wenst en organiseert.

Zo'n gesprek is dan in verhouding veel duurder maar zal ongetwijfeld minder vaak per jaar voorkomen dan een lessenreeks of project. Nu kun je door dit soort activiteiten zowel in aantal als in tijd te variëren invloed uitoefenen op de berekende, virtuele groepsgrootte. Uiteraard moet de totale activiteiten som meer dan 850 klokuren onderwijstijd genereren.

In het volgende deel van de matrix zal ik je meenemen naar de verschillende activiteiten soorten en de verhouding van begeleiding en facilitaire ondersteuning. Want deze twee componenten geven in hun onderlinge verhouding een mogelijkheid om globaal maar precies te "simuleren", maar daarover de volgende keer meer..........

Geen opmerkingen: